Haagse Borstvoedingsgroep Bijeenkomst 1 Maart 2017

Van het boek "Ouderschap vanuit je hart" door Lida van Ruijven:
3.1  Een huilende baby, bezorgde ouders / blz. 46
 De baby die ‘s avonds huilt
Vanaf drie weken wil de baby ‘s avonds vaak niet meer slapen.
Hij is dan ook huilerig. Hij droomt van alle indrukken, nieuwe
dingen, geluiden en kleuren die hij die dag heeft waargenomen.
Dit wakker zijn ‘s avonds kan vele maanden duren en is heel
normaal. Eigenlijk voelt de baby dat dit het moment is waarop
mama extra tijd, extra borst en extra lichaamswarmte kan geven.
Daar groeit hij goed van.
De baby kan behoorlijk ongedurig zijn door alle indrukken:
wil ik links of rechts drinken, of toch maar links; wil ik even op
papa’s knieën liggen, wil ik in de koliekhouding of, na tien
minuutjes, toch maar de borst. Het is steeds maar ‘even’
waarmee hij kalm wordt. Dit gedrag van de baby betekent niet dat de moeder te weinig melk heeft!
Het vaak aanleggen wordt wel cluster-voeden genoemd. Er is
nog een voordeel: in de lippen zitten reflexen naar de darmen. Als de baby door de borst warme lippen krijgt, kan hij gemakkelijker poepen, en dat lucht op.
7.1  Wat je zoal kunt tegenkomen als je baby een paar
maanden oud is. / blz. 120
De baby gedijt niet of groeit niet voldoende
Er kunnen diverse oorzaken zijn waarom de baby niet goed
gedijt of groeit op de borstvoeding.
Allereerst is het aan te raden om na te gaan of de baby wel
goed hapt en zuigt als hij aan de borst is. Ook is het belangrijk
dat de baby voldoende gelegenheid krijgt om door te sabbelen,
want sabbelen ‘moet’ vanwege de vette achtermelk. Een andere
mogelijkheid is dat de fopspeen (te) vaak gegeven wordt. Verder
kan het niet goed gedijen ook veroorzaakt worden door wat de
moeder zelf eet.
Sommige baby’s weten het precies: ‘Als ik veel borstvoeding
neem waar allergene stoffen in zitten, dan word ik ziek, dus dan
ben ik gauw klaar en drink ik weinig, of ik zal de borst
weigeren.’ Vaak gaat het daarbij om koemelkproducten, suiker
of gluten en chocolade.
(fragment van 7.1 = Omgaan met de baby van 4 maanden) blz. 124
De baby van vier maanden die op de grond gaat oefenen met
omrollen kan lekker mollig zijn, zodat hij het niet koud krijgt.
Deze baby wordt mollig door de achtermelk van de
borstvoeding die hij tijdens het in slaap vallen naar binnen
krijgt.
De baby van vier maanden gaat steeds meer stoffen uit de
moedermelk gebruiken. Daarom zal de baby minder gaan
poepen. De plasluiers blijven hetzelfde. De moeder hoeft dus
niet ongerust te zijn omdat het kindje minder ontlasting heeft;
het is echt normaal.
De toeschietreflex, / blz 182
Zonder toeschietreflex kun je niet afkolven. Vroeger zei een
kraamverzorgende: u hebt alleen water in de borst, kijk maar!
En dan kneep ze een beetje op de tepelhof waarna de voormelk
uit de tepel kwam. Deze melk was niet ‘toegeschoten’, waardoor
het vet nog niet in de melk zat; de melk zag er dus alleen een
beetje waterig uit. Veel moeders zijn door dit soort onjuiste
mededelingen helaas gestopt.
Het hormoon van de toeschietreflex moet een lange weg gaan.
Vanaf de tepels gaat een signaal door het bloed naar de hypofyse
in het achterhoofd. Daar wordt het hormoon oxytocine
aangemaakt en door het bloed naar de borsten gezonden. En
dan zal de moeder zien of voelen dat de melk toeschiet. Het
hormoon oxytocine is ook te verkrijgen als neusspray bij de
gynaecoloog; sommige moeders hebben daar baat bij. Je moet
het dan royaal gebruiken. Soms geeft het gewenning en dan
werkt het niet meer.
Een diepe buikademhaling helpt om de toeschietreflex te
activeren; een of twee keer diep zuchten (de moederzucht) is
soms al voldoende. Bij moeders die vaak en soms lang borst
geven, kan de melk wel acht keer toeschieten. Wees ook niet
zuinig met je melk; dat is niet nodig omdat er elk kwartier
nieuwe melk in de borst zit.
Wordt de gedragen baby verwend?
Sommige ouders maken zich zorgen dat door het dragen de
baby afhankelijk wordt of verwend. Het tegendeel blijkt waar te
zijn. Gedragen baby’s blijken juist zelfverzekerder te zijn en
onafhankelijker. Ze zijn vanaf het begin opgegroeid vanuit een
veilige en stabiele thuisbasis, namelijk: armen, schoot en borst
van de ouders die hen droegen. Ze kennen weinig angsten en
hebben later ook minder verlatingsangst.
Ze blijken fysiek, emotioneel en motorisch beter ontwikkeld
dan menig ander kind.
lees verder:
blz. 73  Jean Lidloff
blz. 75  Het effect van veel dragen voor het kind
blz. 183 Om een toeschietreflex op te weken, kun je als volgt te werk gaan